Kinderen en zintuigen

Rondom het kind

Daar is ze dan, Hannah, die iedere maandag komt. Ik zet steeds dezelfde spulletjes klaar die ze herkent. Hannah is anderhalf jaar en heeft al allerlei vaste punten in huis en tuin. Zo ‘zweeft’ ze vrijwel meteen, zodra ze hem ziet, naar de grote witte plastic gans, die in de tuin op een boomstronk staat. Was ze in haar moeders armen nog even wat angstig omdat ze veranderingen voelde aankomen, nu stort ze zich op de gans en is moeder zo vergeten.
‘Vergeten’, dat is nou een typische duiding van de werkelijkheid van een volwassene. Hannah is haar moeder niet vergeten, moeder en gans zijn een geheel in de hele grote ruimte waarin ze nog leeft. Pas als ze nog meer op aarde is, zoals haar moeder dat is, zal ‘vergeten’ voor dit proces het juiste woord zijn. Nu hoort alles nog bij elkaar. Dit wordt er bedoeld als je zegt dat het kind nog zo kosmisch is.
In de eerste zeven jaar zal Hannah een grote soms moeilijke weg gaan om zichzelf en de wereld te leren onderscheiden. Te incarneren kun je ook zeggen. Grote hulp daarbij zijn de onderste zintuigen.
De onderste zintuigen? Wat zijn dat? Het zijn die zintuigen die de eerste zeven jaren van de conceptie tot de tandenwisseling buitengewoon actief zijn en daardoor vormend en opbouwend, inspirerend werken aan het proces van het fysieke lichaam. Ze heten: tastzin, levenszin, evenwichtszin en eigen-bewegingszin. Dit zijn namen voor zintuigprocessen die net zo reëel zijn als de andere, voor ons ‘gewone’ zintuigen, zoals horen, zien, smaak en reuk.
De eerste zeven jaar van ons leven dienen de onderste zintuigen ons lichamelijke zijn. Zij zorgen ervoor dat dit menselijke fysieke lichaam gaat functioneren hier op aarde. In het artikel Ontmoeting met de onderste zintuigen, dat is verschenen in het tijdschrift Rondom het kind, doe ik een poging deze woorden inhoud te geven. Klik op de titel om het artikel te lezen.

Ladder

00Ladder
Gisteren goten schoongemaakt. ’n Ladder vier keer m’n eigen lengte tegen de goot gezet. Alleen als zo’n ding totaal verticaal staat is t ie best te hanteren. Fluitend draag je het ding naar de voorkant van het huis. Zo zit een mens dus ook in elkaar: sta je lekker op de botten van je benen, te beginnen bij de voet, dan draag je jezelf ook fluitend naar wat dan ook. Maar mijn werk bestaat omdat het niet altijd gemakkelijk is om jezelf in het lood te houden. Bekijk je benen eens als twee blokkentorens, stel dat het tweede blokje van onderen ietsje uit het midden staat, dan moet het derde blokje dat compenseren de andere kant op… de vierde moet de derde weer compenseren zodat je niet omvalt… Volg je het nog? Zo blijf je een heleboel onnodige spieren aanspannen om te blijven staan, terwijl dat niet nodig is! Bedenk maar eens hoe makkelijk het is om zo’n ladder te dragen als je hem in het lood hebt staan. Maar ja, hoe kom je terug in het evenwicht? Nou zie mij met m’n lange ladder: de crux zit onderaan. Voor dit voorbeeld van de benen begin je dus het evenwicht te herstellen bij de voetzolen. Voel maar eens hoe je op je eigen voetzolen staat. De een staat achterop, meer op de hiel, maar de meeste mensen staan voorop, want haast haast haast.
Ga gewoon even staan en voel je voetzolen op de grond. Beweeg met je gewicht zo dat je op de voorvoet komt te staan. Dan breng je langzaam je gewicht naar de achtervoet en dan ga je van achter precies naar het midden. Dat voelt eerst raar, maar je ‘vertelt’ je benen dan eigenlijk dat je een hele voetzool tot je beschikking hebt en op die manier in het lood staat. Zo steun je alleen maar op de botten – die daarvoor zijn gemaakt – en heb je geen extra spierspanning nodig. Dat voelt als: hè hè. Gewoon af en toe even doen en dan weer zonder gedoe verder lopen, hoor, zoals je gewend bent. Het lichaam pikt het zelf wel op als je dit af en toe geconcentreerd even doet. Nee het kost geen tijd !